Een beeldende improvisatie
Bij het maken van de tekening 'Herfstbos, na de stortbui' heb ik foto's genomen van elke tussenfase. Het leek mij interessant even stil te staan bij het proces. Deze weg zat vol momenten van improvisatie. Om die goed te laten verlopen beroep ik mij op structuren zoals materiaalkennis, kleurentheorie en praktische overwegingen. Hoe dat allemaal in zijn werk gaat en wat ik juist bedoel probeer ik doorheen het artikel helder toe te lichten.
Tekenen is volgens mij altijd een vorm van improviseren: reageren op wat zich voordoet. Of het nu gaat om een tekening naar waarneming of fantasie. Als een lijn niet helemaal is wat je in gedachte had, als er plots een vlek op het blad staat, als een kleur donkerder uitvalt, ... moet je daar op reageren. Je kan natuurlijk kiezen het te negeren en opnieuw te beginnen, maar er schuilt vaak grote waarde in die toevalligheden. De kunst is dan te anticiperen op toevalligheden om ze een plaats te geven in het geheel.
Improvisatie vertrekt vanuit het openstellen voor mogelijkheden. Om goed te improviseren heb je structuren nodig.[1] Daaronder versta ik bijvoorbeeld ingeoefende reacties of theoretische modellen die helpen om effectief te reageren in de situatie. In het geval van mijn tekening identificeerde ik de volgende:
- Materiaalkennis: type kleurpotlood en papier
- Theorie: kleurenleer, atmosferisch perspectief en compositorische principes
- Zelfkennis: concentratievermogen, motivatie en voorkeuren
- Praktische overwegingen: plaatsing in de ruimte en inrichting
- Inspiratie: kenmerken van stijlen of artiesten
Stap 1: De opstelling
Om te starten aan mijn tekening hang ik het blad op aan mijn ezel en leg mijn potloden klaar. Die eerste keuzes lijken voor de hand liggend. Mijn blad hang ik net onder ooghoogte zodat ik een goed overzicht heb en comfortabel overal aan kan. De poloden liggen op een sokkel naast mijn ezel, handig binnen handbereik. Deze praktische kennis is opgebouwd na voorgaande improvisaties om efficiënt te werken. De beslissingen gebeuren vrijwel automatisch, toch staan ze niet buiten twijfel.
Mijn huidige inrichting is een standaard geworden, een structuur waarvan ik weet dat ze voor mij werkt. Afhankelijk van het soort tekening, materiaal of formaat improviseer ik variaties op mijn inrichting om tegemoet te komen aan de veranderde situatie. Standaard heb ik bijvoorbeeld geen vuilbak in mijn ruimte. Die zou grootste deel van de tijd in mijn weg staan. Om vlot door te kunnen werken, wil ik dan weer niet constant heen en weer moeten lopen om de potloden te slijpen. Daarom zet ik een lege bokaal klaar naast mij. Als het ware een compacte tijdelijke vuilbak.
Mijn potloden slijp ik met een cutter. Zo heb ik meer controle over de hoeveelheid die ik wegsnijd en de vorm die ik ermee bekom. Doorgaans probeer ik zoveel mogelijk hout weg te snijden zonder aan de wax te raken. Dat geeft veel pigment om mee te werken alvorens opnieuw te moeten slijpen. Door te snijden met de cutter bekom ik een brute vorm met verschillende kantjes en hoekjes om diverse technieken toe te passen.
Ter inspiratie van mijn beeld kies ik een foto van het moment tijdens de wandeling waar ik mij op wil richten. Uit die foto wil ik enerzijds de elementen opfrissen die belangrijk zijn in mijn herinnering van het moment, anderzijds details halen die ik niet had kunnen bedenken. Ik stel ten slotte mijn smartphone in op 30 minuten alvorens het scherm uit te schakelen. Dat bespaart mij regelmatig te moeten tikken.
Stap 2: Compositie
Na de praktische overwegingen kan ik aan mijn beeld beginnen. Mijn focus is duidelijk: het overweldigend gevoel van de felle kleuren proberen vastleggen, met een focus op het opvallende gele gebladerte. Een extra aspect in die sfeer was de regen. De stortbui was dan wel gepasseerd, maar het druppelde nog. Er hing ook vocht tussen de bomen in de vorm van mist. Hoe ik dat effect beeldend zal aanpakken, weet ik op dit punt niet.
Theorie en ervaring
Om de compositie te maken berust ik deels op intuitie en deels op theorie. De gulden snede[2] geeft bijvoorbeeld een veilige basis, maar ik vind het interessanter die verhoudingen niet blindelings toe te passen. Ik ga eerder gevoelsmatig te werk vanuit mijn ervaring met het tekenen van landschappen. De gele bomen wil ik centraal. Als kijker heb je dan een overzicht van het bos. Je staat er niet van beneden op te kijken, eerder op gelijke hoogte. Zo wil meer nadruk leggen op de grootte van het bos en niet zo zeer de nietigheid van de kijker.
Die gele kruinen moeten een centrale rol krijgen in de compositie. In mijn eerste aanzet zoek ik een manier om deze mooi in de aandacht te plaatsen. Met een donker geel potlood schets ik vanuit een soepele pols de grote vormen en pas mijn bewegingen aan om in de richtingen van mijn potloodlijnen een hint van kruinen te geven. Materiaal en onderwerp zijn zeer vertrouwd. De manier van mijn potlood vast houden, de richting waarin ik teken en druk die ik zet, weet ik te controleren. Toch blijf ik op zoek naar vernieuwing.
Kleur
Ik speur vervolgens mijn foto af naar interessante elementen in deze bladeren. Daarbij overweeg ik de hoeveelheid details die nodig zouden zijn voor het gewenste doel, de intensiteit van het gebruikte potlood en de textuur van het potlood op het papier. Zo tracht ik alle aspecten van deze eerste kleur op mijn lege blad te onderzoeken en af te wegen of ik de methodes wil herhalen met andere kleuren.
Na het geel, selecteer ik mijn andere kleuren. Groen is evident. Met alle groene potloden in de aanslag overloop ik nogmaals de foto en test welke groentint gepast is voor de naaldbomen. Opnieuw start ik vanuit een vage indicatie om de bomen een plaats te geven om nadien met gerichte bewegingen de takken aan te geven. Telkens ik een bepaalde beweging in de pols of in de vingers heb die een interessant effect opleverd, herhaal ik die onmiddellijk op andere plaatsen waar ik dat zelfde effect wil. Dat doe ik nu voor de naaldtakken.
Dan was het tijd om de minder voor de hand liggende kleuren te selecteren die het geheel sterker zouden maken. Voor de lucht en mist had ik een gepaste blauwtint nodig. Een donker blauwig paars moest voor diepte zorgen. Bruin, rood en roze versterkte de herfstige sfeer van het bos.
Mijn selectie is ook weer gebaseerd op theorie en intuitie. Vanuit de kleurenleer[3] weet ik complementaire kleuren te gebruiken om contrasten te creëren en lichte kleuren te omringen met donkere om ze groter en feller te laten uitstralen. De beschikbare potloden waren dan weer een eerdere selectie in de winkel op basis van kleuren die ik persoonlijk mooi vond. Hier kwam geen enkele theorie aan te pas.
Stap 3: Experimenten
Op verschillende plaatsen in de tekening experimenteer ik met de mogelijkheden van mijn materiaal en de kleuren. Het is steeds mijn bedoeling speelruimte te laten. Waar ik nog niet zeker van ben, laat ik open. Hier en daar voeg ik subtiel kleur toe, al dan niet in een specifieke vorm of richting. Ik weet dat de eerste laag die ik zet belangrijk is. Een te dikke eerste laag maakt die kleur bepalend. Zeker donkere kleuren zijn moeilijk lichter te maken. Om effecten van licht te creëren, is een dikke laag van een felle kleur dan weer interessant. Op die manier kan een donkere bovenlaag weg geschraapt worden. Soms is een donkere onderlaag dan weer net wat ik wil om tot een tussentoon te mengen.
Alle naaldbomen krijgen een extra laag groen. Met paars breng ik schaduw aan. Vervolgens ga ik er opnieuw met groen over. Dan voeg ik hier en daar lichter groen toe. Dan weer donkerder groen. Tot ik denk voldoende diepgang in mijn boom te hebben.
De stammen van de bomen, onderaan in mijn tekening, zet ik eerst aan met grijs. Op die manier leg ik een lichte tint als basis. Als ik er nadien met donker potlood over teken zal het grijs er nog door schijnen.
Concept en aanpak
Een belangrijke inspiratiebron is het impressionisme, met name de fascinatie voor het licht, kleur en de momentopname. De impressionistische schilders trachtten zo dicht mogelijk bij de momentopname te komen door hun verf puur te gebruiken. De vlotheid waarmee ruwe penseelstroken over elkaar geschilderd worden mengt kleuren op het paneel of puur visueel. Met mijn kleurpotloden neem ik een gelijkaardige houding aan. Enkel eindigde mijn tekening in een opeenstapeling van verschillende lagen pigment om tot sterke kleuren te komen.
Monet's waterlelies lieten een diepe indruk na bij mijn bezoek aan het Musée de l'Orangerie. Een prachtige opstelling voor een fenomenaal werk. Wat mij enorm boeide, was hoe abstract de taferelen geschilderd zijn en toch zo figuratief en gedetailleerd aanvoelden.
In mijn tekening zocht ik naar een evenwicht tussen figuratief detail en abstract kleurenspel. Een beeldend equivalent van de indruk die ik had om sommige dingen scherp te zien en andere troebel achter de regendruppels of vocht in mijn ogen. Hoe lang ik ook kijk naar het landschap, er zullen altijd details onopgemerkt blijven.
Stap 4: Afwerking
In de laatste fase van de tekening cummuleren de bevindingen uit experimenten tot definitieve beslissingen. Op dit punt weet ik namelijk welke kleurencombinaties ik interessant vind, welke opbouw in lagen daarvoor nodig zijn, welke accenten ik wil leggen en hoe ik de verschillende elementen tot hun recht laat komen.
Stammen, takken en bladeren krijgen een laatste laag om ze meer of minder geaccenturrd aanwezig te maken. Door een laag lichtgrijs worden bomen die verder weg staan iets valer en vager. Deze laag mengt voor een deel van reeds aanwezige pigment. Donkere stukken worden extra zwaar door de combinatie van donker groen, paars en bruin of eventueel rood. Zo komt het geheel in evenwicht.
De gele bladeren en fijne takken van bomen in de voorgrond krijgen een laatste kras of kleur toegevoegd om mooi scherp te zijn.
Tot slot leg ik nog een laatste laag grijs en blauw over de lucht en mist om tot een coherent geheel te versmelten.
Voetnoten
- Gedisciplineerde improvisatie is een concept dat vorm kreeg door R. Keith Sawyer, o.a. in het boek "Structure and Improvisation in Creative Teaching". Ik kwam er mee in contact tijdens mijn Educatieve Master. Nu wil ik ook de link leggen naar mijn beeldende praktijk.
- De gulden snede is een wiskundige verhouding die zijn weg vond in de esthetica. Het wordt soms gezien als een soort summum van schoonheid omdat we deze terugvinden in alles we mooi beschouwen in de natuur.
- Hier verwijs ik naar de kleurenleer zoals die door Johannes Itten ooit werd neergepend en onderwezen aan het Bauhaus. In onze Westerse cultuur vormt dit nog steeds dé referentie.